Bariton Raoul Steffani (26), de Artist in Residence van het Grachtenfestival 2019, herinnert zich zijn eerste Grachtenfestivalconcert nog heel goed. “Dat was in 2013 in de Westerkerk, met organist en pianist Jos van der Kooy. Eenvoudige liederen. Een programma voor een beginnend musicus. Heidenröslein en zo. Dat is ook wat dit festival zo leuk maakt. Jonge mensen krijgen er een kans. Ik had nog nooit in Amsterdam opgetreden. Ik studeerde net anderhalf jaar bij Xenia Meijer aan het conservatorium van Tilburg. En daarna ging ik naar Wenen.”
Ten tijde van het festival had Steffani (geboren in Sittard, de Italiaanse naam komt van verre voorouders) ‘eigenlijk nog geen idee’ wie hij als zanger was of wilde worden. Hij was een spons. Zoog alles op. Pas toen hij naar Wenen ging, in 2014, kreeg hij een visie wat hij nou precies wilde ‘met dat zingen’.
Elpees van The Carpenters
Steffani was verknocht aan de Amerikaanse bariton Thomas Hampson en de Zweedse mezzosopraan Anne Sofie von Otter. Als kind, hij was acht, wist hij al dat hij zanger wilde worden, zonder daar zeer gearticuleerde gedachten over te hebben. Op cassettebandjes luisterde hij vooral naar The Carpenters, naar Karen. Later verzamelde hij alle elpees. Hij ging ervoor naar Maastricht, omdat ze daar een grotere V&D hadden.
Soms kwam hij teleurgesteld terug. Dan stonden er alleen de platen die hij al had. Karen Carpenters stem was de eerste die hem diep raakte. De arrangementen waren ook fantastisch, maar daar kwam hij pas later achter. Hij hoopte ooit dat Von Otter eens een cd met liedjes van The Carpenters zou maken, zoals ze dat eerder deed met nummers van Abba.
Het zelf doen, zou hij lastig vinden. Zijn angst is dat hij de liedjes met een klassieke stem kapot zou zingen. Want Karen zong zeer zacht en had een microfoon en versterking nodig om haar klank te projecteren, waardoor dan weer wel haar unieke diepe klank kon ontstaan. Het mag verrassend klinken, maar in zijn jeugd heeft Steffani nooit in koren gezongen. Zingen was iets voor hemzelf, aan de piano. Op het conservatorium heeft hij ook nooit plezier beleefd aan de verplichte koren. “Terwijl ik het wel prachtig vind om te horen.”
Muziek of een studie Duits
Van de stembreuk had hij weinig last. Dat hij een bariton bleek te zijn, nam hij voor kennisgeving aan. De eerste klassieke muziek die hij zong, was Dichterliebe van Schumann. Wellicht omdat hij een cd had waarop Thomas Hampson die cyclus zong – de versie die nog uit twintig liederen bestond, voordat hij tot zestien werd teruggebracht. Die originele Dichterliebe wil hij zelf ook nog weleens zingen.
Zijn gang naar het conservatorium sprak niet vanzelf, want hij had ook wel een taal willen studeren. Duits bijvoorbeeld. Maar de liefde voor de muziek won het van de taalstudie, al kun je ook zeggen dat hij beide werelden in zijn recitals en concerten combineert. (En tegenwoordig studeert hij tóch een taal: Zweeds, aan de Universiteit van Amsterdam.) Toch vind hij het ‘belachelijk dat je op je zeventiende al zang gaat studeren’. “Je moet eerst boeken lezen, iets van de wereld zien, cultuurhistorisch inzicht ontwikkelen.”
Dat vindt hij vaak een gebrek bij jonge musici. Je moet die dichters en componisten leren kennen, je kunnen verplaatsen in de tijd waarin ze leefden, want de mens is misschien niet veranderd, maar de tijd is dat wel.
Omdat hij korter op de cultuur waarmee hij zich bezighield wilde zitten, ging hij in 2014 in Wenen studeren. Om niet uit een boekje te leren waar Mahler woonde. Hij wilde er echt rondlopen. De vader van zijn docent daar, Otto Edelmann, had nog met Richard Strauss gewerkt en meegezongen in de opera Arabella.
“Wenen is totaal anders dan Amsterdam. Beide zijn mooie, historische steden, met een rijk muziekleven, maar als het gaat om opera en operette is Wenen onvergelijkbaar. Het conservatorium, de Universität für Musik und darstellende Kunst, ooit opgericht door Salieri, is wereldtop. Alleen al de bibliotheek is iets ongelooflijks. Wat daar allemaal aan bijzondere partituren ligt. Die hele stad ademt Mozart, Beethoven en Brahms. Het lééft daar. Elke taxichauffeur weet welke opera er die avond in de Staatsoper wordt gespeeld en welke sterzangers er zullen zijn.”
Klassieke traditie
“Het is ook vreemd als er in die oude appartementen, met van die hoge plafonds, geen vleugel in huis staat. Dat hoort er gewoon bij daar. De waardering van de hele samenleving voor de klassieke traditie is veel groter dan hier, in cultureel en financieel opzicht. Er wordt daar ook niet op cultuur bezuinigd – omdat ze er zo trots op zijn.”
“Daarnaast is het niveau van de opleiding enorm hoog. Ik had drie uur zangles per week en nog een uur operacoaching, een uur liedcoaching en een uur oratoriumcoaching. Ik had nauwelijks tijd om nieuw repertoire in te studeren! Ik moest het echt goed plannen om op tijd bij het operahuis te zijn, als er iets was wat ik wilde horen.”
Steffani ging in Wenen 55 keer per jaar naar de Staatsoper en daarnaast naar voorstellingen in Theater an der Wien en naar operettes in de Volksoper. Hij hoorde er twaalf Fledermausen, uit fascinatie voor de rol van Eisenstein, een rol die hij het jaar daarop zelf zou gaan zingen.
“Het is enorm nuttig naar andere zangers te luisteren, omdat je zo je smaak ontwikkelt. Dan hoor je op de ene avond een Tosca met Bryn Terfel, Jonas Kaufmann en Martina Serafin, in een productie uit 1958 – de regisseur, Margarate Wallmann, was al twintig jaar dood – en een maand later kwam die voorstelling terug, maar nu met drie jonge Italiaanse zangers uit Palermo. Heel interessant om te zien hoe zulke grote sterren zo’n productie optillen en hoe die bij de zangers uit de Italienische Provinz, zoals ze dat daar noemen, nauwelijks van de grond komt.”
Zingen in Paradiso
Robert Holl, de beroemde Nederlandse liedzanger, zei dat het lied zich door het vergrijzende publiek ‘in een benarde positie bevindt’. Daar is Steffani het niet per se mee eens. “Natuurlijk is het een kwetsbaar genre, maar ik denk ook dat Roberts publiek met hem is meegegroeid en dus automatisch ouder is dan het mijne. Ik probeer nieuw publiek te trekken door me niet alleen op de grote cycli te richten, zoals Dichterliebe en Winterreise, maar ook nieuwe muziek van Nico Muhly te zingen. En ik zou bijvoorbeeld wel videoclips willen maken om het verhaal nog beter te ondersteunen.”
Op het Grachtenfestival brengt hij op 13 augustus in Krasnapolsky met Camerata RCO door Henk de Vlieger speciaal gearrangeerde liederen van Alma Mahler, Alban Berg en Erich Korngold. “Dat was een enorme wens van me. Fantastische muziek. Ik verwacht een heel inspirerende wisselwerking.”
Op 10 augustus is hij de bariton in Orffs Carmina Burana, in de bewerking van Wilhelm Killmayer voor twee piano’s, het Toonkunstkoor Amsterdam en drie zangers onder leiding van Boudewijn Jansen. “Dat vindt plaats in Paradiso, wat me een mooie verbindende plek in de stad leek. Ik ben blij dat deze productie daar is te horen. Ik denk dat het iets is voor een breder publiek!”
Erik Voermans 10 augustus 2019
Foto: Jitske Schols